bühneteksten van Udo Meiresonne

terug naar overzicht bühneteksten





BANAAN

Heel heel lang geleden aten we boterhammen met banaan. Mijn broer, mijn moeder en ik. Mijn broer was zes en hij moest nog leren hoe je een boterham met banaan smeert. Ik was al zeven en ik mocht het voor doen. Op een grote boterham sneed ik flinterdunne sneetjes banaan. Dan legde ik daar een tweede boterham bovenop, en ik sneed het geheel doormidden. Ik had nu twee grote boterhammen met banaan gemaakt en ik had nog driekwart banaan over. Tot mijn verbazing gaf mijn moeder mijn driekwart banaan aan mijn broer. Mijn broer sneed mijn driekwart banaan in dikke knotsen waarmee hij amper een halve boterham kon beleggen. Dan was de banaan op. Mijn broer vond het niet eerlijk dat ik twee bananenboterhammen had en hij maar een halve. Hij begon hard te huilen. Mijn moeder kalmeerde hem door hem een van mijn twee boterhammen te geven, met flinterdunne plakjes banaan. Zelf nam ze de halve boterham van mijn broer – die met de dikke knotsen – en ze at deze op. Ze zei dat het lekker was. Ik weende een beetje, maar ik moest daarmee ophouden omdat ik het goede voorbeeld moest geven. (Het duurde tien jaar voor ik onder woorden kon brengen wat er aan dit tafereel schortte)



BUURMAN 1

We kregen nieuwe buren. Een buurman en een buurvrouw. Maar de nieuwe buurman, die kenden we al. Drie jaar eerder was hij op een dag verschenen. Hij droeg toen een grijze werkbroek met zwarte stukken op de knieën, veiligheidsschoenen, een wollen muts en een sweater met het logo van een doe-het-zelfzaak in Sleidinge. Hij had de sleutels van het huis naast ons. En van het huis daarnaast. Vanaf die dag was hij er altijd. Uit zijn gettoblaster schalden Nederlandstalige schlagers, die door de buurman luidkeels meegezongen werden. En ook anderstalige hits uit de sixties en seventies, die door de buurman luidkeels fonetisch meegezongen werden. Tof. Maar na drie jaar hadden we het wel gehad. Het uitbreken van muren. Het kloppen, boren en zagen. Paletten baksteen op het trottoir. Massa’s isolatiemateriaal overal. Balken. Dakpannen. En ook die eeuwige gettoblaster. We hadden er genoeg van. Na drie jaar waren de twee huizen naast ons omgevormd tot één veel te ruime moderne nieuwbouwwoning. Toen zagen we voor het eerst de nieuwe buurvrouw. De gettoblaster zweeg. De buurman ook. De stilte was oorverdovend.



BUURMAN 2 

Ooit waren we gewoon vrienden geweest. Dan werden we een koppel. Merel trok bij me in. We vonden dat we gelukkig waren. Na een tijd werden we daaraan gewend. En toen leek het niet meer zo bijzonder. Ik ging met iemand anders naar bed. Maar vreemdgaan is niet hetzelfde als opnieuw verliefd worden. Het was geen oplossing. Ik hield ermee op voor Merel er achter kwam. Toen werd ik weer verliefd op Merel. Ik dacht terug dat ik gelukkig was. Maar nu werd Merel achterdochtig. Mijn vernieuwde aandacht voor haar was het bewijs dat ik iets te verbergen had. Gelukkig verscheen op dat moment voor het eerst de nieuwe buurman. Hij bracht afleiding. Dat hielp. Drie jaar later zweeg de gettoblaster. We waren weer op elkaar aangewezen. We maakten onze rekening. Ieder voor zich. De buurman droeg nog altijd zijn grijze werkbroek met zwarte stukken op de knieën, zijn veiligheidsschoenen, zijn wollen muts en de sweater met het logo van een doe-het-zelfzaak in Sleidinge. De nieuwe buurvrouw was zwanger. Het was februari.



BUURMAN 3 

Het kind werd geboren in april. Het zou Lente gaan heten. Dat had de buurvrouw afgesproken. Zo werkte dat bij de nieuwe buurvrouw: zij wilde dat het kind Lente zou gaan heten, dus dat was afgesproken. De buurman wou iets anders. Zo werkte dat bij hem: als zij iets wou, wou hij iets anders. Hij vond andere namen op een website. Een bloem, dat leek hem wel wat. Roos, Madelief of Iris, of Lelie, of Jasmijn, of Aster, of Dahlia. Dan vond de buurvrouw het welletjes. Goed, zei ze. Dat is dan afgesproken. Lente zal het zijn. De buurman droeg zijn grijze werkbroek met zwarte stukken op de knieën, zijn veiligheidsschoenen, zijn wollen muts en de sweater met het logo van een doe-het-zelfzaak in Sleidinge. De ambtenaar vroeg hoe het kind zou gaan heten. Buurman antwoordde zonder de minste aarzeling: Narcis.



BUURMAN 4

In februari kregen we nieuwe buren. In maart maakten de nieuwe buren ruzie over het feit dat hun kind Lente zou gaan heten. In april werd Narcis geboren. In mei maakten ze ruzie over het feit dat hun kind Narcis heette. In juni verdween de nieuwe buurvrouw. Ze nam Narcis mee, en ook de gezinswagen. In juli ging ook mijn auto voorgoed weg. Met Merel er in. In augustus had de buurman een nieuwe auto. In september kocht ik ook een nieuwe auto. De nieuwe auto van de buurman was fonkelnieuw. Hij kwam zo uit de showroom. Een break. Donker grijs metaal van kleur. Mijn nieuwe auto was mat geel en tien jaar oud. Ik haalde hem bij een louche handelaar in tweedehandswagens die beweerde dat hij zijn broek scheurde aan de vraagprijs. Er groeide mos op mijn nieuwe auto. Op de kilometerteller stond dat de auto 120000 kilometer had gereden. Volgens het onderhoudsboekje waren dat er twee jaar geleden al 200000. Toen ik dat opmerkte werd de vraagprijs prompt gehalveerd. Ik betaalde met gespeelde tegenzin. Maar ik voelde me een winnaar. De louche handelaar herhaalde dat hij zijn broek eraan scheurde. Ik vond mezelf wel cool. Het voelde alsof ik een hondje had gered uit het asiel.



BUURMAN 5  

Wat ik allemaal weet over mijn buurman. Zijn auto is zes jaar oud, maar ziet eruit alsof hij deze morgen nog in de showroom stond. Nee. Alsof hij nog steeds in de showroom staat. In de garage van de buurman kunnen makkelijk vier auto’s staan. Hij heeft er maar een. De auto heeft een vaste plek. Op de mat. De auto moet op de mat om de vloer niet te beschadigen. Als de auto nat is wordt hij eerst gezeemd. Mijn buurman gebruikt zijn garage ook als bijkeuken. Daar kookt hij. Zo gaat de echte keuken langer mee. In de bijkeuken staat een aftandse koelkast, een keukentafeltje, twee gammele stoelen, een gerecupereerde wasbak, een oud fornuis, een kast met het doordeweekse servies, een tweepersoonsbank en een curverbox. De curverbox is voor het speelgoed van het dochtertje dat om de twee weken op bezoek komt. Het kind speelt dan in de garage. Op een mat. Niet op die van de auto. De gettoblaster is nog altijd spoorloos. In een hoekje in de garage staat een douche. Zo wordt de echte badkamer geen rommeltje. Liggend op de bank in de bijkeuken kijkt de buurman naar de tv. De tv staat op de droogkast. De droogkast staat op de wasmachine. Zijn favoriete tv-programma is Temptation Island. Ik weet veel over het leven van mijn buurman. Alleen zijn naam weet ik niet. Maar ik weet wel welke kleren hij vandaag zal dragen. Zijn grijze werkbroek met zwarte stukken op de knieën, zijn veiligheidsschoenen, zijn wollen muts en die sweater met het logo van die doe-het-zelfzaak in Sleidinge. Zijn dochter heet Narcis. De ex-buurvrouw noemt haar dochter schattenbol. Ik weet niet zeker of het kind weet dat ze officieel Narcis heet. Ik weet ook niet of haar moeder haar soms nog Lente noemt. Mijn buurman noemt zijn dochter meestal Paaslelie.



BUURMAN 6 

Mijn buurman poetst zijn auto. In zijn werkkleren. We maken een praatje. We praten een keer per week. Soms twee keer. Afhankelijk van het weer. Ik mag de buurman wel, eigenlijk. Wij hebben een band. Zes jaar geleden gingen onze vrouwen bij ons weg. Eveneens zes jaar geleden kochten we allebei een nieuwe auto. Dat telt. Zijn auto is nog altijd nieuw. Die van mij is dat eigenlijk nooit geweest. Ik zeg: Ha, die buurman. Voor één keer aan het werk? Mijn buurman zegt: Lach maar. Hij vertelt me gepikeerd hoeveel werk hij wel niet heeft aan dingen die ik niet zie. In dat veel te grote huis van hem. Kot, zegt hij. In plaats van huis. Dat kot is veel te groot. De buurman poetst elke week het hele huis. Elke dag een stuk. En grondig. Hij zegt dat hij geen keuze heeft. Naadloos gaat hij over op schelden op de ex-buurvrouw. Hij noemt haar dat kutwijf dat hem met dat kot heeft opgezadeld. Die trut met dat verwend nest van haar. De bitch waardoor hij zich laat pluimen. In zo’n bui noemt hij zijn kind nooit Paaslelie. Vanavond kijk ik naar Temptation Island.



BUURMAN 7 

Mijn buurman is kwaad. Op zijn ex-vrouw, zijn dochter, zijn baas. En ook op de buren die voor zijn kot parkeren en op de politie die daar niets aan doet. Lekker weertje, zeg ik, om hem af te leiden. Mijn auto staat voor zijn huis geparkeerd. Bij nader inzien is het weer ook een heikele kwestie. Als het vandaag regent of koud is of veel waait, dan zegt de buurman dat het hier altijd zo’n rotweer is. Als het vandaag niet regent of koud is of veel waait, dan voorspelt mijn buurman dat het morgen wel zal regenen en koud worden en veel waaien. Op zijn werk moet hij buiten werken. Hij is dat kotsbeu, dat buiten werken. Maar hij heeft een plan. Binnenkort ben ik hier weg, zegt hij, dan verhuis ik. Naar Spanje. Dan verhuur ik dat kot hier. Ik zie al het voor me. Een huurcontract waarin staat dat je moet koken en douchen in de garage. En dat de auto op de mat moet staan. Ik zeg niets. Wil hem niet op ideeën brengen. Wat ik ook voor me zie: mijn buurman in Benidorm of Torremolinos, in zijn grijze werkbroek met zwarte stukken op de knieën, zijn veiligheidsschoenen, zijn wollen muts en de sweater met het logo van die doe-het-zelfzaak in Sleidinge. Wanneer? Vraag ik. Zo snel mogelijk, zegt hij. Zodra ik met pensioen ben. Hij is net vijfendertig geworden. Ik heb nog steeds niet gevraagd hoe hij heet. Misschien heb ik bindingsangst.


terug naar overzicht bühneteksten